De plantage bij PortoMari, die een gebied omvat van 594 hectare, heeft een historie die teruggaat tot 1684, toen de overheid toestemming gaf er veeteelt te bedrijven. Het landhuis is in de tweede helft van de 18e eeuw gebouwd, maar in de jaren dertig van de vorige eeuw werd het door de bliksem getroffen en brandde het tot de grond toe af. Vanaf het begin van de Nederlandse overheersing werd het militair-stategische belang van de beschutte baai van PortoMari ingezien. De baai was belangrijk voor de verdediging van het eiland en daarom werd er in de 18e een fort opgetrokken op de top van Seru Caballé, een heuvel aan de oostzijde van de baai. Herbouwd in 1742 als Fort Porto Marie, was het voorzien van 10 kanonnen, zowel 12- als 18-ponders. Tijdens de Britse invasie van 1805 was het fort allerminst op zijn taak berekend. De Engelsen veroverden het fort en wiepen het enig overgebleven kanon in zee, plunderden het kruithuis en brachten vernielingen aan. Zo viel het doek voor Fort Porto Marie.